De Liefde

April 2024

Dit is het derde deel van de serie ‘Een Japans huis in Amsterdam. Lees het eerste deel hier en het tweede deel hier. Een epiloog zal volgen.


Op 19 april 1600 strandde een Nederlands galjoen van een voorcompagnie der VOC op de oostkust van het Japanse eiland Kyūshū. Gehavend door een storm op volle zee liep De Liefde op het strand van het eilandje Kuroshima in de blauwe Baai van Usuki. Het zeilschip was twee jaar eerder met vier andere schepen uit de Rotterdamse haven vertrokken en de kleine vloot had als doel om via de Straat van Magellaan de Japanse archipel te bereiken.1

Meer dood dan levend had de bemanning van De Liefde kans gezien om vanaf open zee de baai binnen te varen en zich veilig te stellen voor verder onheil. Een eerste ontmoeting tussen Nederlanders en Japanners volgde snel, want gealarmeerd door lokale vissers kwam de keizerlijke wacht al rap ter plaatse en nam de bemanning als gevangen mee. Een handjevol overleefde en werd al snel vrijgelaten om nog jaren in het land van de rijzende zon te verblijven.

Deze eerste ontmoeting tussen reusachtige behaarde bleekscheten en de veel kleinere geelhuiden met amandelogen was tevens het begin van een eeuwenlange aanwezigheid van de Nederlander in Japan en daarmee van diplomatieke betrekkingen tussen de beide landen.  

Aanvankelijk wilde het met de Nederlandse handel niet zo vlotten. Een eerste factorij werd in 1609 te Hirado gesticht, maar men had moeite om een lucratieve handel op te bouwen vanwege de competitie van Portugezen, Chinezen en Japanse handelaren. De Nederlanders lieten zich niet uit het lood slaan en vanaf omstreeks 1623 begon het tij in hun voordeel te keren. De handel groeide en in 1641 werd de factorij van de VOC overgeplaatst naar het eilandje Deshima in de haven van Nagasaki, alwaar de Nederlander als enige Europese natie nog met Japan mocht handeldrijven. Dit zou tot ongeveer het einde van de Edo-periode in 1868 duren.


Wanneer we terugreizen naar het huidige Amsterdam, de stad waaruit vroeger velen naar de Oost vertrokken en waaraan met weemoed werd terugdacht bij het zingen van Hollandse liederen2, dan rijst natuurlijk een eerste prangende vraag: Welk doel dient een Japans huis in de Jordaan?

De reden is simpel: Het huis slaat een brug tussen Japan en Nederland. Tussen twee werelden. In het bijzonder tussen twee wereldsteden, ieder een cultureel epicentrum van onschatbare waarde: Kyoto en Amsterdam.

Beide steden zijn toonbeelden van kunst en historie. Van leefbaarheid en stilte, van harmonie en schoonheid. Het vergankelijke en onvergankelijke. En zo zal dit Japanse huis symbool staan voor de blijvende verbintenis tussen de twee landen die zich vanaf 1600 aan elkaar verbonden hebben. Het zal model staan voor een nieuwe verbintenis met oog op het verleden, hoe pijnlijk soms ook, als wel op het heden en de toekomst.

Toepasselijk is om dit gebouw, hoe zou het ook anders kunnen, de naam te geven:

De Liefde

In het Japans: 愛 (ai).


Hoe zal het Japanse huis in de Amsterdam Jordaan eruit komen te zien? Hoe zal een huis, dat tot de verbeelding spreekt als een oriëntaal bouwwerk, gebouwd worden uit materiaal dat men tegenwoordig nauwelijks meer in Nederland toepast en toch passen in een typische Amsterdamse buurt als de Jordaan? Hoe zal De Liefde opgaan in haar omgeving?

Met liefde natuurlijk.


Het heeft iets lieflijks, aangenaams en iets menselijks, deze voornamelijk uit hout en andere lokale materialen gebouwde Japanse huizen. Het heeft iets zachts en teders. Niet alleen om naar te kijken, van een afstandje met dichtgeknepen oogleden of juist van zeer dichtbij waarbij men de kleinste details ontwaart, zoals wanneer een plant of bloem pas haar ingewikkelde patronen aan je toont bij het geconcentreerd bestuderen van haar blad en bloemkroon. Ook om er in rond te lopen, door de gangen en kamers en de hal, is behaaglijk. Het laat glijden van de vingers over de houten steunbalken, het waarnemen van de diverse schakeringen van invallend licht op de tokonoma in de grote, fraai gedecoreerde shoin, het met de blote voeten betreden van de tatamivloer. Zelfs het neervlijen op de engawa, de houten verandavloer, en in kleermakerszit blijven kijken naar het groene mos in de tsubo-niwa heeft iets innemends.


Zoals in het verhaal ‘Een Japans huis in Amsterdam’ is geschreven, moet het huis perfect passen binnen haar omgeving. Het mag niet te schreeuwerig en opvallend worden en de architectonisch lijnen (zoals van het dak, de gevel, de kozijnen en de ramen) zullen vloeiend over moeten gaan in die van de buren. Er zal dus een nieuw gebouw moeten komen waarbij het eerste aanblik niet al te schreeuwerig en aanstotend is. Niet te opzichtig en ostentatief. – 3

De onoplettende wandelaar zou er zelfs aan voorbij kunnen lopen. Een onaandachtige passant fiets er eventueel langs zonder er aanstoot aan te nemen.

Als deze voorbijganger echter even de pas inneemt, zich omdraait om voor de voorgevel te gaan staan en zo rustig het getoonde in zich op te laten nemen, moet het voor diegene wel direct duidelijk worden dat we hier te maken hebben met iets wonderlijks. Het begint de passant dan te dagen met een prachtig gebouw van doen te hebben, een huis uit een exotisch land ver weg, neergezet in een vertrouwde, inheemse omgeving. De passant ziet daarbij in één oogopslag dat er eigenlijk een brug wordt geslagen tussen Oost en West.

Het mag met andere woorden in geen geval een typevoorbeeld van icoonarchitectuur worden, iets dat vloekt met hetgeen om haar heen en tracht te provoceren. -Hiervoor kan men zich men beter begeven naar het Museumplein. – 4

Het zal een huis worden waarbij eenieder, ongeacht haar of zijn culturele achtergrond of overtuiging, aan zal voelen dat het een diepere kwaliteit bevat. Dat het huis aangenaam is. Dat het uitnodigt voor een tweede innige kennismaking. En een derde. De bezoeker zal denken:

‘Dit is niet zomaar een huis. Ik ben hier thuis.’


Om het bouwwerk te doen passen in de straat, om het te laten opgaan in haar omgeving, zal het uit niet meer dan drie verdiepingen bestaan, zoals ook de meeste huizen in de Jordaan. De voorgevel, alsook de achtergevel, zal door (Japanse) vaklieden uit hout gesneden worden om te zorgen dat het geheel sierlijk van links naar rechts loopt, alsook van beneden naar de nok toe bovenin, en weer van rechts naar links. Hiermee ontstaat een subtiel continuüm met de belendende panden.

In tegenstelling tot verticaliteit, hetgeen vaak in de Europese architectuur gezien wordt zoals bij de gotische kathedralen die tot de hemel reiken, is horizontaliteit een van de belangrijkste aspecten binnen de (traditionele) Japanse huizenbouw. Indien men in de Jordaan naar de traditionele huizen kijkt, ziet men ook veelal horizontale lijnen. De lijnen van links naar rechts kunnen bij het Japanse huis dan ook vrij gemakkelijk overeenkomen met die van de Jordaanse panden.

Daarnaast is er een andere bouwkundige tegenstelling te zien: In Nederlands worden huizen van oudsher veelal van onder naar boven opgebouwd. Steen per steen is het opgemetseld, met de plaatsing van het dak als laatste bouwstap. In Japan was (en is) de bouwwijze eerder omgekeerd. Eerst werd het dak neergezet, steunend op een stevig houten frame, vooraleer de zijmuren werden geplaatst. Het voordeel hiervan was dat de kamerindeling makkelijk gewijzigd kon worden. Een houten muur was makkelijk te verplaatsen en elders weer aan het houten frame ‘te hangen’. Daarom dient in ons geval het bouwwerk ook een stevig geraamte te krijgen met daarbovenop een ferm dak vol sierlijke dakpannen die het meesterwerk bekroont.

Hoe zal men het huis betreden?

Aangelopen vanuit de straat gaat de gast een laag hekje door, dat toegang biedt tot het gedeelte tussen de gevel en de openbare weg. De voortuin zal niet groot zijn, het is enkel een overgang van het publieke naar het privégedeelte. Er hoeft niet per se een hek te staan. Indien de voortuin smal van stuk is, kan er ook een trap zijn naar de voordeur, overdekt door een overhellende dak voorportaal. 

Een grote houten deur geeft toegang tot het voorgedeelte van het huis, in het Japans mise geheten. Dit voorhuis, dat in de traditionele machiya (stadshuizen) een functie vervult als bedrijf of winkel, zal bestaan uit een ontvangsthal en kantoorgedeelte.

Als men doorloopt tot aan de achterkant van de mise kom men uit op een veranda, dat toegang biedt tot een binnentuin. Aan de andere kant van de tuin ontwaart de gast weer een houten veranda, waarachter zich vervolgens het achterhuis bevindt. Het gehele bouwwerk bestaat dus in feite uit drie hoofddelen: een voorhuis (mise), een binnentuin (engawa) en een achterhuis (omaya).


Het achterhuis is een apart gebouw. Het ligt verscholen, is niet zichtbaar van de straatkant en zal, anders dan het voorhuis dat meer als entrée en winkel en kantoor dient, een specifieke functie hebben. Het zal deels omringd zijn door een binnentuin en aan de achterkant zelfs een veranda hebben met uitzicht op een twee tuin die doorloopt tot aan de achterburen. De tuin hoeft niet groot te zijn, hij kan op een intieme wijze worden ingericht opdat het lijkt alsof de bezoeker zich in een groot bos verscholen waant. Een goed voorbeeld van een voortreffelijke indeling van een Japanse tuin, rekening houdend met een klein oppervlak, is de Japanse tuin van Albert Kahn behorend bij het gelijknamig museum in Boulogne (ten westen van Parijs). Te midden van de wuivende bamboe, zachte grassen, kleurrijke bloemen en zachte fruitbomen kan een klein houten en traditioneel theehuis verrijzen.

In het achterhuis (omaya), dat groter is dan het voorhuis, kan men zich in alle rust overgeven aan speciale Japanse activiteiten, al naar gelang de wens van de organisatie die het huis beheert.


Voor wie is het complex van gebouwen bestemd en wat zullen haar functies zijn?

Het Japanse huis zal een drietal belangrijke functies kennen, te weten:

  1. Het symbolisch verbinden van Japan en Nederland

Sinds het moment dat het VOC-schip De Liefde in Japan strandde, zijn Japan en Nederland met elkaar verbonden. De contacten zijn wisselend geweest, met periodes van liefde en onderlinge interesses, zoals in het Sieboldhuis te Leiden te zien is, maar ook met tijden waarbij beide landen lijnrecht tegenover elkaar stonden. De betrekkingen kwamen tot een absoluut dieptepunt ten tijde van de 2e Wereldoorlog (de Japanse overheersing van Nederlands-Indië). Vervolgens waren voor een lange tijd de contacten gekoeld. Toch nam de belangstelling tussen beide landen vanaf de jaren ’90 weer toe en momenteel zijn de wederzijdse betrekkingen sterk te noemen.

Het idee is dan ook om de huidige verbintenis in stand te houden, zonder dat discussies over het verleden vermeden worden, en daarbij zal het gebouw een rol in gaan spelen.

2) Gebruiksfunctie van het gebouw

  • Museum met informatie over de betrekkingen tussen Japan en Nederland.
  • Zaal voor conferenties en films.
  • Spiritueel centrum, zoals voor Shinto en/of boeddhistische ceremonies (Het zal zeker bij de opening moeten worden ingewijd, geheel volgens de Japanse shintoïstische traditie. Echter zal het huis geen spirituele of wereldbeschouwelijke functie vervullen, die zijn al elders in het land verwezenlijkt.)
  • Ontmoetingscentrum voor Japanners en Nederlanders, of het nu gaat om het zakenleven of om het publieke domein.
  • Bibliotheek met speciale boeken in het Japans en Nederlands.
  • Een ryokan met onsen
  • Een gebouw voor de kunst, met daarin een permanente expositieruimte voor de Kunst. 5

3) Architectonische functie

Het huis zal op het gebied van architectuur een pionier zijn vanwege de architectuur. Het zal als een brug fungeren tussen Oost en West, Japan en Nederland, en tussen oud en nieuw, het verleden en de toekomst.

Al bij het zien van het huis van verre moet iedereen in een oogopslag zien dat het een Japans huis is. Sterker nog, men moet zelfs denken: “dit is Japan! Een stukje Japan in Nederland.” Deze intuïtieve gedachte moet men zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant krijgen.

Enerzijds wordt de brug naar het verleden en Japan geslagen doordat het huis gemaakt is volgens de traditionele Japanse architectuur, waarbij veel met hout is gebouwd op een uitermate creatieve wijze en waarbij veel oog voor detail en schoonheid is.

Anderzijds kan een tweeledige brugfunctie alleen gerealiseerd worden als het huis een duurzaam en energieneutraal huis wordt (zoals het werken met stadshout, bouwen volgens het cradle-to-cradle-principe of voorbeelden om het huis van CO2-neutrale energie te voorzien.

4) Esthetische functie

Bovenal dient het huis aan een esthetische functie te voldoen. Schoonheid dient de boventoon te voeren en er zullen geen concessies worden gedaan aan de vorm, functie en constructie als het pure schone in geding komt. Dit vraagt om veel creativiteit, inspanning en samenwerking maar het zal mogelijk zijn. Net als andere architectonische schoonheden in Amsterdam, zoals het Rijksmuseum, het Centraal Station en het Paleis op de Dam.

Zoals Kazuo Nishi en Kazuo Hozumi in hun boek schrijven:

What is Japanese Architecture‘ schrijven: “In the same way that laws are necessary once people begin to live in groups, so are aesthetic rules required when houses are massed together to form cities.” 


Waaruit zal het uit opgebouwd worden?

De Liefde, zoals het zal verschijnen, zal grotendeels uit hout bestaan. Hout heeft lang afgedaan als brandgevaarlijk of te duur. Niets is minder waar. In Japan wordt dit natuurlijke bouwmateriaal nog vaak (en steeds vaker) toegepast en op zo’n manier behandeld en verwerkt dat het juist voor een lange tijd een brand kan weerstaan. Daarnaast is houtbouw helemaal niet duur, vooral niet als men de hele keten en de levensduur in ogenschouw neemt. Het kost minder energie om het te vervaardigen en het kan gemakkelijk vervangen worden. En waarom kan men niet weer lokaal hout gaan gebruiken?6 Stadshout bijvoorbeeld, organisch materiaal dat uit Amsterdam afkomstig is en op traditionele wijze is behandeld (door het jaren in de gracht te laten wateren opdat het hout minder krimpt of trekt, alvorens het te kunnen drogen en bewerken.

Hout is het nieuwe beton, wordt er ook wel gezegd.7

Wat indien de goden ons niet welgezind zijn en het huis vlam vat en afbrandt?

Dan zal het als een feniks uit de as herrijzen! Dan zal het, om diezelfde goden weer vredig te stemmen, wederom met dezelfde technieken en materialen worden opgebouwd, zoals men dit reeds eeuwen doet bij de grote Shintoschrijn van Ise.

Contemporaine houtbouw bevindt zich in een grijs gebied tussen traditie enerzijds en hoge technologie anderzijds. Voorbeelden zijn de complexe constructies met gelamineerd hout, zoals het enorme dakspant van het Vikingschip in het Noorse Hamar, als de kleinere buitenhuisjes die verscholen liggen in het landschap en die moderne interpretaties zijn van de oude blokhut. Een houten huis roept beelden op als warmte en comfort, een tederheid en alsmede een robuuste bescherming die het biedt tegen de stormen die buiten razen. Dit terwijl het zich verschuilen voor de natuurkrachten naast het beeld bestaat van een woning dat opgaat in haar landschap. Romantische beelden veelal, die ervoor zorgen dat vele architecten het bouwen met hout in een urbane omgeving vlug verwerpen. Zij bouwen liever bovenop de natuur, als in de natuur. Dit terwijl het grote publiek gecharmeerd is van haar kwaliteiten. En dit is dan ook een van de argumenten dat hout zijn waarde blijft behouden als het belangrijkste materiaal voor esthetische en sensitieve bouwkundige details. Want laat het woord ‘hout’ niet in de eerste plaats allerlei herinneringen opkomen die te maken hebben met traditie, nostalgie en historiek? Geen ander materiaal heeft zich zo diep ingeworteld in het geweten van de meeste beschavingen. Dit vindt men direct terug in vele talen, waarin men spreekt over familieboom, de levensboom, de kinderboom, enzovoort. En als men aan houten huizen denkt, vliegen er dan geen beelden voorbij van middeleeuwse vakwerkhuizen, Zwitserse bergchalets en Japanse tempels? Heeft hout daarnaast ook niet een gevoelswaarde, in de zin dat het zich gemakkelijk laat aanraken en laat beruiken? Al zal dit wel hoofdzakelijk zo blijven, deze romantische gevoelswaarde, toch zijn er veel recente bouwprojecten die hout hebben herontdekt en het materiaal gebruiken voor het neerzetten van technisch complexe gebouwen. Hout is ook een materiaal dat positief kan bijdragen aan de CO2-balans van de atmosfeer. Tegenwoordig kan hout ook op dusdanige wijze bewerkt worden dat het goed beschermd is tegen brandgevaar. Waarschijnlijk is het overgaan van hout op baksteen eeuwen geleden niet direct het gevolg van strengere eisen ten opzichte van de brandveiligheid, maar eerder vanwege de uitputting van de Europese bossen. Hout werd gekapt voor scheepsconstructies of voornamelijk om te gebruiken als brandhout.  Nu staat het idee voor ogen om een huis te bouwen dat grotendeels uit hout zal worden opgetrokken. Een object dat dankzij het organisch materiaal leeft, aangezien het beoogd architecturaal bouwwerk geen entiteit dient te zijn dat voor eens en altijd gedefinieerd is, maar een is die verandering toe laat. Verandering naar gelang de wensen van de bewoners. Aanpassingen om van het huis een thuis te maken. Daarbij: staat het bouwen in de eerste plaats niet gelijk aan het bouwen van een thuis? En is hout dan niet het materiaal dat het meeste aanspreekt als hetgeen ons direct in aanraking brengt met de natuur en ons daarbij beschermt tegen de natuur?
Vrij vertaald naar: Christopher Affentranger – Nueue Holzarchitectur in Skandinavien (New Wood architecture in Scandanavia)

Enkele websites die als inspiratie kunnen dienen:

Case Study: The Machiya
Kaname Inn
Japan Kuru
Old Tokyo
Magzhouse
– Het Japanse huis van Kengo Kuma in Portland (USA)
– een huis in Seattle
Het ontstaan van de Jordaan en haar geschiedenis door Theo Bakker.


  1. Boot, W.J. (2011) Keizers en Shogūn. Een geschiedenis van Japan tot 1868 (derde druk). Amsterdam University Press Salomé ↩︎
  2. Tijdens feesten en partijen zong men dan ook uit volle borst: ‘In Holland staat een huis’ ↩︎
  3. Dat dit mogelijk is, bewijst toch wel het prachtige houten paardentramremise van architect Abraham Salm, gelegen aan de Amstelveenseweg. ↩︎
  4. Of naar misplaatste gebouwen die zijn ontworpen in de ‘moderne’ stijl. Die gebouwen zijn van een vorige generatie die zich niet interesseerde in de invloed van een nieuw artefact op de mens. Zij waren vooral geïnteresseerd in zichzelf. De roep is dus juist om een meer humane architectuur, geheel in lijn der filosofie van architect Christopher Alexander, om een architectuur waarbij de menselijk maat centraal staat. ↩︎
  5. Een voorbeeld ter inspiratie is het wonderlijke Wiener Secession, met binnen de prachtige Beethovenfries van Gustav Klimt en op de voorgevel geschreven: Der Zeit ihre Kunst. Der Kunst ihre Freiheit. ↩︎
  6. In een ver verleden stond Amsterdam vol met houten huizen. Van deze houten huizen is praktisch niets meer overgebleven. Amsterdam heeft nog maar twee houten huizen: Zeedijk 1 (±1550) en Begijnhof 34 (1452), tevens oudste huis van de stad. ↩︎
  7. Om een zo duurzaam en milieuvriendelijk houten gebouw te realiseren, kan men bouwen op Japanse wijze, dus zonder -al te veel- nagels en spijkers. Daarbij, om geen lijm te gebruiken kan met het hout ook lassen (door wrijving). Jawel, dit nieuwe procedé bestaat echt! ↩︎

1 thought on “De Liefde”

Leave a Comment